In dit hoofdstuk gaan wij in op de financiële positie. Daarbij gaan wij eerst in op de ontwikkelingen van het financieel perspectief sinds de Perspectiefnota 2024 (paragraaf 2.1). Het gaat hierbij om de zgn. autonome ontwikkelingen die zich sinds de Perspectiefnota 2024 hebben voorgedaan. Vervolgens gaan wij in op de onontkoombare voorstellen (paragraaf 2.2). De autonome ontwikkelingen en de onontkoombare voorstellen leiden tot een geactualiseerd financieel perspectief. Deze is weergegeven in tabel 10. Het gaat hier nadrukkelijk om een geactualiseerd financieel perspectief, waarbij nog geen rekening is gehouden met de vertaling van het Hoofdlijnenakkoord 2023-2027.
Hoofdlijnenakkoord 2023-2027
Het Hoofdlijnenakkoord 2023-2027 is verwerkt in de Begroting 2024. In paragraaf 2.3 hebben wij eerst inzichtelijk gemaakt welke middelen beschikbaar zijn voor de uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord 2023-2027. Deze middelen gaan over de periode 2023-2027 en hebben wij ook voor deze jaren in de Begroting 2024 opgenomen.
Ook hebben wij de ambities uit het Hoofdlijnenakkoord 2023-2027 financieel vertaald (paragraaf 2.4). Dit hebben we gedaan voor het boekjaar 2024, immers in het hoofdlijnenakkoord zijn ook alleen de ambities voor het boekjaar 2024 op geld gezet. Deze werkwijze is ook terug te zien in Deel 2 Programmaplan, waarin de ambities en de dekking van de ambities financieel en beleidsmatig zijn opgenomen voor het jaar 2024.
Financieel perspectief
Al met al leiden de autonome ontwikkelingen, onontkoombare voorstellen en de vertaling van het Hoofdlijnenakkoord 2023-2027 tot een nieuw financieel perspectief 2023-2027. Een nieuw financieel perspectief die voor het jaar 2024 (na herschikking, paragraaf 2.5) een overschot laat zien van € 2,0 miljoen (dit betreft volledig het flexibel budget voor 2024), en voor de gehele periode 2023-2027 kan worden becijferd op een overschot van € 70,8 miljoen. Hiervan heeft een bedrag van in totaal € 8,0 miljoen betrekking op het flexibel budget. Dit lijkt een heel mooi resultaat, echter de ambities van het hoofdlijnenakkoord zijn hierin voor de jaren 2025-2027 nog niet meegenomen.
In paragraaf 2.6 hebben wij het financieel perspectief weergegeven waarbij wij als vertrekpunt hebben genomen dat de ambities voor 2024 ook voor de jaren 2025 tot en met 2027 gelden. Het financieel perspectief is dan nagenoeg sluitend. Vanuit het oogpunt van openheid en transparantie hebben wij in bijlage 1 een compleet overzicht gegeven van de ambities uit het Hoofdlijnenakkoord 2023-2027. Wij merken hierbij op dat wij samen met Provinciale Staten onze ambities 2025-2027 nader vorm gaan geven. Op deze wijze zal het gepresenteerde overschot 2023-2027 (€ 70,8 miljoen) ingezet worden op basis van initiatieven en input van Provinciale Staten.
Van belang is te vermelden dat in het Hoofdlijnenakkoord 2023-2027 heldere financiële spelregels zijn afgesproken. Deze spelregels hebben wij op een rij gezet in paragraaf 2.7.
Overige aspecten
De meerjarenramingen tot en met 2027 zijn verwerkt in de geprognosticeerde meerjarenbalans. Deze balans biedt inzicht in de ontwikkeling van bezittingen en schulden. De cijfers in de meerjarenbalans worden gebruikt voor de financiële kengetallen die op hun beurt gebruikt worden om duiding te geven aan onze financiële positie.
Conclusie financiële positie
De provinciale financiële positie is solide. De Begroting 2024 is structureel sluitend en het vermogen is zodanig dat in de komende periode geen leningen hoeven te worden aangegaan voor de geplande uitgaven.
Het structureel sluitend zijn, blijkt uit het financieel perspectief. Dat deze bedragen in de jaren 2024-2027 positief zijn, laat zien dat de begroting structureel sluitend is. De solide positie blijkt tevens uit de berekening van de financiële kengetallen. Wij zien daarom geen aanleiding om ons financieel beleid, dat wij als prudent, behoedzaam en toekomstbestendig beschouwen, aan te passen.
Wij zien overigens wel dat ons financieel perspectief ten opzichte van eerdere jaren met meer risico's is omgeven. Dit heeft voor een deel te maken met het feit dat we extra taken krijgen, maar tot op heden vanuit het Rijk daarvoor onvoldoende structurele middelen beschikbaar hebben gekregen. Denk hierbij aan de transities, die in eerste instantie uit incidentele middelen worden gedekt.
Als gevolg van het met ingang van 2026 vastzetten van het volumedeel van het accres op basis van de stand Miljoenennota 2022 zien we een terugval in de uitkering van het provinciefonds in 2026. Ondanks dat het rijk vanaf 2026 structureel € 100 miljoen aan het provinciefonds heeft toegevoegd, is er minder ruimte om structurele taken uit te voeren.
Bovendien is nog niet uitgekristalliseerd wat de gevolgen zullen zijn van een nieuw verdeelmodel Provinciefonds en het belastinggebied. Wij zullen dan ook een behoedzaam financieel beleid blijven voeren die bovendien als toekomstbestendig is te betitelen.