Algemene dekkingsmiddelen en bedrijfsvoering

Algemene dekkingsmiddelen

8.2 Algemene dekkingsmiddelen

De algemene dekkingsmiddelen zijn inkomsten waarmee we geplande uitgaven dekken. Wij onderscheiden de volgende onderdelen:

  1. Algemene uitkering uit het Provinciefonds
  2. Opcenten motorrijtuigenbelasting
  3. Saldo van de financieringsfunctie
  4. Dividend
  5. Saldo overige algemene dekkingsmiddelen
  6. Onvoorziene uitgaven
  7. Vennootschapsbelasting
  8. Saldo mutaties reserves

De navolgende tabel geeft een overzicht van de (verwachte) ontwikkelingen van de algemene dekkingsmiddelen en onvoorziene uitgaven van 2022 tot en met 2027.

Tabel 2. Saldi algemene dekkingsmiddelen 2022-2027

Algemene dekkingsmiddelen

Begroting

Bedragen x €1.000

Realisatie 2022

2023 na wijziging

Begroting 2024

Begroting 2025

Begroting 2026

Begroting 2027

1. Provinciefonds

200.359

214.385

227.367

230.613

224.184

221.855

2. Opcenten mrb

63.144

64.225

64.323

65.013

68.081

67.892

3. Saldo van financieringsfunctie

12.293

35.579

18.925

15.482

12.299

11.496

4. Dividenden

8.119

17.298

2.729

3.386

3.386

3.386

5.Onvoorzien

-100

-500

-500

-500

-500

6. Overige algemene dekkingsmiddelen

273

-100

72

72

-1.261

-2.436

Subtotaal

284.188

331.287

312.916

314.066

306.189

301.693

8. Saldo mutaties reserves programma 8

8.357

-12.915

12.661

-2.997

13.636

23.617

Saldo algemene dekkingsmiddelen

292.545

318.372

325.577

311.069

319.825

325.310

Jaarlijks worden de ramingen van de rente (als saldo financieringsfunctie bij 3) en dividenden (4) in het voorjaar ten behoeve van de perspectiefnota geactualiseerd. Relevante ontwikkelingen nadien worden in de begroting meegenomen. Als gevolg van de positieve ontwikkelingen van de rentepercentages is het saldo van de financieringsfunctie ten opzichte van de inschatting bij de perspectiefnota licht gestegen.

Hierna lichten wij de genoemde onderdelen kort toe. In de financiële begroting geven wij een totaalbeeld van de baten en lasten en gaan wij op de financiële positie in.

8.2.1 Algemene dekkingsmiddelen uit het Provinciefonds

De raming van de uitkering uit het Provinciefonds voor 2024 en volgende jaren hebben wij gebaseerd op de septembercirculaire 2023. In onze meerjarenramingen volgen wij ten aanzien van de raming van het Provinciefonds een behoedzaam scenario. In het behoedzame scenario houden wij jaarlijks structureel € 0,5 miljoen als buffer aan, waarbij jaarlijks het bedrag met € 0,5 miljoen toeneemt. Voor 2023 is de behoedzaamheidsbuffer € 0,5 miljoen, voor 2024 € 1,0 miljoen en zo verder.

Ten opzichte van de Perspectiefnota 2024, waarbij de uitkering uit het Provinciefonds is gebaseerd op de Meicirculaire 2023, zien wij nu op basis van de Septembercirculaire 2023 een positieve ontwikkeling van de uitkering uit het Provinciefonds.

In het coalitieakkoord van het kabinet Rutte IV is besloten dat de uitkering uit het Provinciefonds vanaf 2026 niet langer via de normeringssystematiek geïndexeerd wordt. Daarmee vervalt de koppeling aan de rijksuitgaven (de zogenaamde 'trap-op-trap-af systematiek'). De uitkering 2026 is gebaseerd op een vast volumedeel (stand Voorjaarsnota 2022) en wordt alleen bijgesteld als gevolg van loon- en prijsontwikkelingen (LPO). In de Voorjaarsnota 2023 is door het Rijk besloten om het Provinciefonds vanaf 2027 te indexeren op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp). Deze indexatie wordt gesplitst in een volume- en een prijsdeel.

De provincies hebben niet ingestemd met het voorstel van het Rijk om het volumedeel van het accres 2022-2025 vast te zetten op de stand van de Voorjaarsnota 2022 van het Rijk. Het accres, de jaarlijkse toe- of afname van het provinciefonds voortvloeiend uit de normeringssystematiek, wordt daarom tot en met 2025 op de reguliere wijze berekend.

De financiële verhoudingen van de provincies met het rijk zijn aan grote veranderingen onderhevig, zoals blijkt uit het grote aantal (onderzoeks)trajecten die op dit moment lopen. Zo loopt het onderzoek naar een herijking van het verdeelmodel provinciefonds. Als gevolg van de val van het kabinet lijkt het niet realistisch dat het demissionair kabinet een knoop doorhakt over dit vraagstuk. Daarnaast is in het coalitieakkoord van het kabinet opgenomen om ingaande 2026 een nieuwe financieringssystematiek van provincies en gemeenten in te voeren door verbreding van het belastinggebied. Hier wordt ook een mogelijk nieuw belastinggebied als gevolg van de introductie van Betalen naar Gebruik in 2030 bij betrokken. Het onderwerp Betalen naar Gebruik is na de val van het kabinet controversieel verklaard.

De trajecten kennen grote samenhang, waarbij een besluit over een eventueel nieuw belastinggebied niet los kan worden gezien van de uitkomsten van een nieuw verdeelmodel. Dit geldt ook voor een standpunt over verbreding van het belastinggebied. Hierbij moet worden opgemerkt dat provincies met de inname van een standpunt uitsluitend een voorkeur kunnen aangeven. Op het moment van het opstellen van de begroting is er door alle provincies nog geen uniform standpunt ingenomen over deze voorkeursvariant. De uiteindelijke beslissing over verbreding van het belastinggebied én de wijze waarop hier vorm aan wordt gegeven is overigens voorbehouden aan het Rijk.

Zie verder deel 4 van deze begroting (Financiële begroting) voor een nadere toelichting op de ontwikkeling van onze uitkering uit het Provinciefonds.

8.2.2 Opcenten motorrijtuigenbelasting

Wijziging maximumtarief opcenten
Het Rijk stelt jaarlijks het maximale niveau van opcentenheffing vast. Provincies kunnen vervolgens zelf bepalen in hoeverre zij de vrije capaciteit willen benutten. Deze indexering vindt plaats op basis van de ontwikkelingen van de tabelcorrectiefactor ofwel de consumentenprijsindex die van CBS afkomstig zijn.
Het verschil tussen het wettelijk toegestane aantal opcenten en het feitelijke aantal is de vrije belastingcapaciteit. Per 1 januari 2024 bedraagt het wettelijke maximum naar verwachting 138,3 opcenten. Dit is een stijging van circa 9,9% of wel 12,5 opcenten ten opzichte van 2023.

Tarieven vanaf 2024
Het aantal opcenten dat de provincie Groningen vanaf 1 januari 2024 heft, bedraagt 95,7. Dit is gelijk aan het tarief in 2023. Bij de Perspectiefnota 2024 is besloten voor 2024 en verder de trendmatige ophoging van het opcenten tarief met de consumenten prijsindex los te laten en te rekenen met een gelijkblijvend tarief van 95,7 opcenten te rekenen.

Tabel 3. Tarieven opcenten mrb in 12 provincies en mogelijke voornemens 2024

Provincie

2019

2020

2021

2022

2023

voornemen 2024

Zuid-Holland

90,4

90,4

90,4

91,8

95,7

98,7

Gelderland

89,2

87,2

89,5

90,6

93,0

97,9

Zeeland

89,1

89,1

89,1

82,3

82,3

84,4

Fryslân

71,1

87,0

87,0

87,0

87,0

89,6

Flevoland

79,8

80,6

81,4

82,2

82,2

83,0

Overijssel

79,9

79,9

79,9

79,9

79,9

82,2

Noord-Brabant

76,1

78,0

78,4

79,6

80,8

82,8

Limburg

77,9

77,9

77,9

79,1

80,6

83,1

Utrecht

72,6

73,6

74,9

77,5

79,4

81,9

Noord-Holland

67,9

67,9

67,9

67,9

67,9

77,4

Gemiddeld tarief

81,4

83,0

83,5

83,7

84,7

87,4

Maximumtarief

113,2

115,0

115,0

118,4

125,8

138,3

Relatie met uitkering Provinciefonds
Er is een relatie tussen de opcentenheffing en de algemene uitkering uit het Provinciefonds. De verdeling tussen de provincies van de totale omvang van het Provinciefonds is gebaseerd op verdeelmaatstaven waaronder de opbrengst voor de motorrijtuigenbelasting.

Voor het verdeelmodel Provinciefonds is de opbrengst per opcent motorrijtuigenbelasting als negatieve inkomstenmaatstaf gehanteerd. Deze maatstaf beoogt de tussen de provincies bestaande verschillen in belastingcapaciteit in belangrijke mate te compenseren. In situaties waarin het totale provinciale belastinggebied groter van omvang wordt en/of waarin ons aandeel in het totale provinciale belastinggebied afneemt zal de compensatie via het Provinciefonds stijgen. En omgekeerd zal deze dalen. Het door de provincie gehanteerde opcententarief heeft geen invloed op het verdeelmodel, aangezien voor het verdeelmodel voor alle provincies gerekend wordt met een fictief tarief van 65,9 opcenten.

8.2.3 Saldo van de financieringsfunctie

Hier komt tot uitdrukking het saldo van rentelasten en -baten. Voor een nadere toelichting hierop verwijzen u naar paragraaf 2. Financiering waarin wij ingaan op de ontwikkelingen in de financiering van de provinciale uitgaven.

8.2.4 Dividend

Onze provincie neemt per 31 december 2022 deel in het aandelenkapitaal van:

  • Groningen Airport Eelde N.V.
  • N.V. Waterbedrijf Groningen
  • N.V. Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
  • N.V. NOM (Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij voor Noord-Nederland)
  • Enexis Holding B.V.
  • Publiek Belang Electriciteitsproductie B.V.
  • Claim Staat Vennootschap B.V.
  • Investeringsfonds Groningen B.V.
  • Groninger Groeifonds B.V.

Het reguliere dividend van de aandelen Enexis en de aandelen BNG worden voor 2024 geraamd op circa € 2,6 miljoen respectievelijk € 0,1 miljoen.

Deze deelnemingen zijn eveneens opgenomen in de paragraaf Verbonden partijen.

8.2.5 Saldo overige algemene dekkingsmiddelen

Het saldo overige algemene dekkingsmiddelen betreft het saldo van de lasten en baten die worden geraamd onder de overige algemene dekkingsmiddelen. In 2024 bestaat dit saldo uit een nog te ontvangen BTW-compensatie in verband met IPO (€ 0,11 miljoen), gesaldeerd met het surplus over 2024 (€ 0,04 miljoen) op de Stelpost Autonome taken.

8.2.6 Onvoorziene uitgaven

In de begroting dient een budget te worden opgenomen ten behoeve van onvoorziene uitgaven.
De hoogte van de reservering kunnen uw Staten vaststellen. Voor de jaren 2024 en verder gaan wij uit van een bedrag van € 500.000. Door adequate kredietbewaking tracht de provincie het aantal onvoorziene tegenvallers zoveel mogelijk te beperken en hierdoor het beroep op onvoorzien zoveel mogelijk te voorkomen.

8.2.7 Vennootschapsbelasting

Met ingang van 1 januari 2016 geldt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ook voor overheidsondernemingen. Dit betekent dat de provincie onder voorwaarden belastingplichtig kan zijn voor de vennootschapsbelasting (vpb).
Op basis van een inventarisatie en afstemming met de Belastingdienst is de conclusie dat de provincie geen activiteiten heeft die leiden tot betaling van vennootschapsbelasting.
De provincie zal periodiek bestaande en nieuwe activiteiten (her)beoordelen om te bepalen of er activiteiten zijn die wel in de heffing van vennootschapsbelasting moeten worden betrokken.
In 2023 hebben we een start gemaakt met inzichtelijk maken van ons Tax Control Framework (TCF). Onderdeel daarvan is het beoordelen van activiteiten op mogelijke vpb-plicht. Vooralsnog verwachten we niet dat er sprake zal zijn van vennootschapsbelastingplicht.

8.2.8 Saldo mutaties reserves

De geraamde mutaties van de reserves in de periode 2024-2027 worden in de navolgende tabel nader gespecificeerd.

Tabel 4. Bijdragen en onttrekkingen aan reserves 2024-2027

(€ x 1.000)

2024

2025

2026

2027

A. Bijdragen aan

Algemene reserve

4.560

4.280

419

-

Compensatie dividend Essent

Leefbaarheid krimpgebieden

Programma Landelijk Gebied

85

-

-

-

Bodem en ondergrond

Wabo

Provinciale Meefinanciering

Overboeking kredieten

Afschrijvingen

Automatisering

131

131

131

131

Apparaatskosten personeel (AKP)

394

394

394

394

Risico's bij uitvoering infrastructurele projecten

Exploitatie openbaar vervoer, innovatie en ov. maatregelen

Investeringen in infrastructuur

2.852

2.214

1.775

1.118

Beheer en onderhoud wegen en waterwegen

Cofinancieringsfonds

Totaal bijdragen aan reserves

8.023

7.018

2.718

1.643

B. Onttrekkingen aan

Algemene reserve

2.896

1.111

12.529

23.468

Compensatie dividend Essent

10.999

650

650

-

Leefbaarheid krimpgebieden

176

-

-

-

Programma Landelijk Gebied

5.769

1.758

1.758

1.758

Bodem en ondergrond

155

155

-

-

Wabo

Provinciale Meefinanciering

2.269

101

-

-

Overboeking kredieten

5.054

-

-

-

Afschrijvingen

1.653

2.436

2.436

2.416

Automatisering

426

507

945

-

Apparaatskosten personeel (AKP)

818

788

785

781

Risico's bij uitvoering infrastructurele projecten

1.700

-

-

-

Exploitatie openbaar vervoer, innovatie en ov. maatregelen

13.908

1.150

100

50

Investeringen in infrastructuur

35.045

23.512

9.338

-

Beheer en onderhoud wegen en waterwegen

258

261

264

267

Cofinancieringsfonds

2.923

600

-

-

Totaal onttrekkingen aan reserves

84.048

33.030

28.805

28.741

Saldo (= B-A)

76.025

26.011

26.087

27.098

Uitgesplitst naar programma's

1. Ruimte en water

-548

-525

-225

-225

2. Milieu en energie

-550

-155

-

-

3. Platteland en natuur

-10.960

-2.867

-1.758

-1.758

4. Bereikbaarheid

-49.283

-26.110

-10.886

-1.498

5. Economie

-165

649

419

-

6. Cultuur en maatschappij

-1.859

-

-

-

7. Openbaar Bestuur

-

-

-

-

8. Algemene dekkingsmiddelen en bedrijfsvoering

-12.661

2.997

-13.636

-23.617

Totaal programma's

-76.025

-26.011

-26.087

-27.098

In deel 4 van deze begroting (Financiële begroting) presenteren wij een meerjarige doorkijk van alle reserves.

Deze pagina is gebouwd op 10/17/2023 12:24:01 met de export van 10/17/2023 12:18:23